De zomervakantie is op zijn hoogtepunt en dat betekent dat veel studenten nog even genieten van hun vrije tijd. Toch zal menig student zich met een schuin oog al voorbereiden op het nieuwe studiejaar. Een nieuwe plek, een nieuwe omgeving en de daar eventueel bijkomende huisvesting. Maar waar moet een studentenhuis nu eigenlijk aan voldoen op gebied van brandveiligheid?
Meermaals komt een brand in een studentenhuis in het nieuws. Soms met materiële schade, maar helaas soms ook met dodelijke afloop. Hoewel brandveiligheid een heel serieus onderwerp is, doen zowel huurder al verhuur niet altijd alles om de brandveiligheid te borgen. Terwijl ze allebei wel degelijk verantwoordelijk zijn!
Brandveiligheid bestaat eigenlijk uit twee verantwoordelijken:
- De verhuurder
Deze moet zorgen dat de woning ‘kaal’ brandveilig is: er moet een rook- of brandmelder zijn, er moeten voldoende (gecontroleerde) blusmaterialen zijn en er zijn bepaalde bouwtechnische eisen waar de woning aan moet voldoen. - De studenten
In de woning zijn zij vervolgens verantwoordelijk voor hoe ze met de woning omgaan. Zijn bijvoorbeeld de vluchtwegen vrij, de branddeuren dicht en zijn de blusmaterialen toegankelijk?
In de onderstaande blog stippen wij enkele punten aan welke voor huurder én verhuurder van groot belang zijn.
Kamergewijze verhuur
Een ‘studentenhuis’ wordt vanuit het publiekrecht in een groot aantal gevallen getypeerd als ‘kamergewijze verhuur’. Er is sprake van kamergewijze verhuur wanneer een woonfunctie vijf of meer wooneenheden telt die worden verhuurd. Een wooneenheid is een gedeelte van een woning bestemd voor afzonderlijke bewoning. Een studentenkamer is hier dan ook een goed voorbeeld van. ‘Kamergewijze verhuur’ is een verbijzondering van een reguliere woonfunctie. In de basis moet te allen tijde worden voldaan aan de eisen die gesteld worden voor deze ‘reguliere woonfunctie’. Echter gelden voor ‘kamergewijze verhuur’ aanvullende eisen met betrekking tot de brandveiligheid. Deze aanvullende eisen hebben betrekking op de installaties en het brandveilig gebruik van het pand.
Vanuit het publiekrecht heeft de benoemde ‘kamergewijze verhuur’ de gebruiksfunctie ‘woonfunctie, bestemd voor kamergewijze verhuur’. Aan de hand van deze gebruiksfunctie wordt bepaald aan welke voorschriften deze specifieke woonfunctie dient te voldoen.
Wel of geen brandmeldinstallatie verplicht?
Veilig vluchten is een belangrijk uitgangspunt vanuit wet- en regelgeving. Zoals benoemd is er vanaf vijf wooneenheden of meer (binnen één woonfunctie) sprake van ‘kamergewijze verhuur’. Gezien er aanvullende risico’s zijn bij ‘kamergewijze verhuur’, worden er vanuit het publiekrecht ook aanvullende eisen gesteld. Tijdige alarmering van de aanwezige personen bij een brand is hierbij een vereiste. De grens is op vijf gelegd, omdat uit onderzoek van TNO (2003) bleek dat bij vijf of meer ‘huishoudens de kans groter wordt dat bewoners elkaar niet meer waarschuwen in geval van brand.
Rookmelders
Dit betekent in beginsel dat rookmelders conform NEN 2555 geplaatst moeten worden in elke wooneenheid en in alle verkeersruimten (gang/overloop/hal) waar de studenten doorheen kunnen vluchten totdat ze de woonfunctie verlaten. (Indien elke wooneenheid in de woonfunctie een afzonderlijk beschermd subbrandcompartiment is met een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van ten minste 30 minuten, behoeven deze wooneenheden niet te worden voorzien van NEN 2555 rookmelders. Aanvullend moeten overige verblijfsruimten, zoals de gezamenlijke woonkamer en keuken, voorzien te zijn van NEN 2555 rookmelders.)
Brandmeldinstallatie
Een brandmeldinstallatie is normaliter niet benodigd binnen een ‘woonfunctie voor kamergewijze verhuur’. Dit kan het geval zijn bij een ‘woonfunctie voor zorg’, een ‘groepszorgwoning’ als bedoeld in het Bouwbesluit 2012 kan tegelijkertijd een ‘woonfunctie voor kamergewijze verhuur’ zijn. In de situatie dat de woonfunctie is voorzien van een wettelijk vereiste brandmeldinstallatie vervallen de eisen met betrekking tot de NEN 2555 rookmelders.
Onze visie is dat het toevoegen van de NEN 2555 rookmelders een wenselijker effect heeft dan de wooneenheden uitvoeren als afzonderlijke beschermde subbrandcompartimenten. Vanuit het Bouwbesluit 2012 behoeven de toegangsdeuren van deze wooneenheden (studentenkamers) niet zelfsluitend te zijn uitgevoerd, ook niet wanneer deze brandwerend zijn uitgevoerd. In de praktijk betekent dit in studentenhuizen dat deze deuren vrijwel altijd openstaan. Hierdoor kan er een vlotte rookverspreiding ontstaan, het compartimenteren van de wooneenheden voorziet niet in dit risico. Er wordt hiermee niet voldaan aan hetgeen beoogd.
In een ´reguliere woonfunctie´ is het vanuit de huidige voorschriften niet verplicht om een blusmiddel aanwezig te hebben. Voor ´kamergewijze verhuur´ gelden echter aanvullende eisen met betrekking tot blusmiddelen. Brandslanghaspels zijn vanuit de voorschriften niet vereist binnen een ‘woonfunctie voor kamergewijze verhuur’. Wél moeten er voldoende blusmiddelen aanwezig zijn om een brand binnen redelijke tijd te kunnen bestrijden. Er zijn daarin twee mogelijkheden:
- of het studentenhuis voorzien van een brandslanghaspel(s)
- of voldoende mobiele blustoestellen plaatsen.
Wanneer er geen brandslanghaspel(s) (met een dekkend bereik) aanwezig is, moeten de gezamenlijke keuken en per bouwlaag de gang/overloop worden voorzien van mobiele blustoestellen (handbrandblussers).
Deuren
Het publiekrecht stelt dat alle deuren in vluchtroutes, afgezien van de toegangsdeuren van de wooneenheden en de uitgang van de woning, vluchtveilig moeten zijn uitgevoerd. Dit betekent dat de deuren onmiddellijk zonder sleutel of ander los voorwerp geopend moeten kunnen worden.
Ondanks dat het vluchtveilig uitvoeren van de toegangsdeuren van de studentenkamers en de voor- en achterdeur niet verplicht is gesteld vanuit de wet, wordt geadviseerd om deze deuren te voorzien van een vluchtveilig ontsluitingsmechanisme. Dit ter optimalisatie van de vluchtveiligheid.
Brandveilig gebruik; let op je bierkratje
Vroegtijdige detectie van een brand is de eerste stap naar snel en veilig vluchten. Door vroegtijdige detectie kan voldoende snel worden gestart met vluchten. Echter zijn meer zaken van belang om het veilig vluchten mogelijk te maken. Brandveilig gebruik van het gebouw is hierbij van groot belang. Met brandveilig gebruik gaat het erom hoe de gebruikers (in dit geval studenten) om gaan met de veiligheid in het pand. Voor studentenhuizen ligt het risico vaak in de belemmering van vluchtwegen. Om vlot en veilig te kunnen vluchten is het van groot belang dat de vluchtwegen vrij zijn en blijven. Dit betekent dat er geen fietsen, oud papier en bierkratten voor de nooduitgangen geplaatst moeten worden en dat de verkeersruimten vrij worden gehouden om doorheen te vluchten. Ook vanuit het publiekrecht wordt gesteld dat het gebruik van vluchtwegen niet mag worden belemmerd door obstakels.
Verantwoordelijkheid
Het is dan ook aan de gebruikers (in dit geval studenten) om ervoor te zorgen dat de verkeersruimten en de nooduitgangen vrij zijn. De eigenaar is hierbij primair verantwoordelijk voor de (brand)veiligheid in het gebouw en moet hierop toezien. Overtreding van artikelen die in het Bouwbesluit 2012 staan zijn economische delicten (op basis van de Wet op de Economische Delicten). Hetzelfde geldt voor de artikelen vanuit de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht ten aanzien van het bouwen en gebruiken van bouwwerken zonder een omgevingsvergunning. De gemeente kan hierbij handhavend optreden en aanschrijven om de geconstateerde tekortkoming(en) te verhelpen. Bij een incident (waarbij bijvoorbeeld iemand om het leven komt) kan de eigenaar en/of de gebruikers zelfs strafrechtelijk worden vervolgd.