Jaarlijks sterven gemiddeld 70.000 dieren als gevolg van stalbranden. Door schaalvergroting en een toename van elektrische apparatuur is het de verwachting dat dit aantal verder zal toenemen. Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) gedaan naar de brandveiligheid in stallen.
Vanuit het onderzoek van het IFV heeft onderzoek is vastgesteld dat met betrekking tot de jaren 2012 tot en met 2015 er een stijging in het aantal dieren dat overleed als gevolg van stalbranden heeft plaatsgevonden. Zie onderstaande tabel:
Aantal stallen 2012 | Aantal dieren 2012 | Aantal stallen 2013 | Aantal dieren 2013 | Aantal stallen 2014 | Aantal dieren 2014 | Aantal stallen 2015 | Aantal dieren 2015* | |
Varkens | 6 | 4.600 | 9 | 7.781 | 5 | 5.770 | 2 | 2.000 |
Pluimvee | 4 | 86.030 | 5 | 32.000 | 4 | 17.000 | 3 | 124.000 |
Kalveren | 1 | 3 | 4 | 515 | 1 | 0 | 2 | 43 |
Overig rundvee | 4 | 1 | 5 | 4 | 15 | 28 | 1 | |
Totaal | 15 | 90.634 | 23 | 40.300 | 25 | 22.798 | 8 | 126.043 |
* 2015 zijn cijfers tot 1 november 2015 meegenomen.
Bron: IFV.
Risico’s bij stalbranden zijn relatief groot. Het onderzoek stelt dat dit voortkomt vanuit de volgende factoren:
- Grote vuurlast bouwmaterialen, inventaris en apparatuur
- Verbindingen tussen gebouwen en/of compartimenten
- Afgelegen gebieden waardoor bluswater niet voorhanden is
- Een late ontdekking van de branden
Naast bovengenoemde factoren is het aantal dode dieren (gemiddeld 70.000) een factor wat de gevolgen van een veestalbrand groot maakt.
Bouwbesluit 2012 en NEN 6060:
Net als alle bouwwerken in Nederland moeten veestallen voldoen aan het Bouwbesluit 2012. In dit Bouwbesluit is in een wijziging op 1 april 2014 de gebruiksfunctie “lichte industriefunctie voor het bedrijfsmatig houden van dieren” toegevoegd. Deze functie doelt op het voor productie houden van dieren, in de praktijk ook wel als stallen aangemerkt. Belangrijkste prestatie-eisen die verschillen van de lichte industriefunctie zijn:
- Bij nieuwbouw en mogelijk bij verbouw moeten constructieonderdelen en aankleding voldoen aan een brandklasse B (voor zover deze grenzen aan de binnenlucht) in plaats van D. Aangaande het niveau bestaande bouw, zoals verwoord in het Bouwbesluit bestaan tussen beide subgebruiksfuncties geen verschillen.
- Bij nieuw- en mogelijk bij verbouw moeten technische ruimten worden gezien als een afzonderlijk brandcompartiment. Hierbij geldt een WBDBO-eis van ten minste 60 minuten.
Als stallen de maximale oppervlakte van 2500 m² bij nieuwbouw (3000 m² voor bestaande bouw) overschrijden, kan indien gewenst gebruik worden gemaakt van de gelijkwaardigheidsbepaling die is benoemd in het Bouwbesluit (zie artikel 1.3). Veelal wordt hierbij gebruik gemaakt van de NEN 6060. In de basis mag een veestal niet groter zijn dan 2.500 m², wel kan een veestal onderdeel uitmaken van een groter brandcompartiment op basis van de NEN 6060.
Als gebruik wordt gemaakt van de NEN 6060 Bijlage J kan een veestal worden vergroot (> 2.500 m²). De maximale grootte is hierbij afhankelijk van de gehouden dieren en het gekozen maatregelenpakket, zoals verwoord in Bijlage J. In de onderstaande tabel is aangegeven welke omvang het brandcompartiment mag hebben.
Maatregelpakket | Maximale omvang (m2) |
MP rundveestal A | 3.950 |
MP rundveestal B | 5.750 |
MP rundveestal C | 6.650 |
MP varkensstal A | 3.525 |
MP varkensstal B | 4.900 |
MP varkensstal C | 5.600 |
MP pluimveestal A | 3.825 |
MP pluimveestal B | 4.900 |
MP pluimveestal C | 5.400 |