Bij epilepsie ontstaan er aanvallen door tijdelijke en plotselinge verstoringen in de elektrische prikkeloverdracht van de hersenen. Dit uit zich in aanvallen. Deze aanvallen kunnen bestaan uit ‘kleine’ en ‘grote’ aanvallen. Deze kunnen zich als volgt uiten:
- Kleine aanval:
– Slachtoffer is bij bewustzijn;
– Slachtoffer kan vreemde tintelingen voelen, niet aanwezige geuren ruiken en vreemde geluiden horen;
– Hoofd en ogen kunnen ongecontroleerde bewegingen maken;
– Slachtoffer kan een tijdje staren en niet reageren op de omgeving;
- Grote aanval
– Slachtoffer is buiten bewustzijn;
- Ogen draaien weg;
– Slachtoffer maakt schokkende, ongecontroleerde bewegingen;-
– Armen en benen kunnen verkrampen;
– Slachtoffer kwijlt en kan schuim op de mond hebben;
– Slachtoffer kan urine en ontlasting soms laten lopen;
– Blauwe huidskleur