Luchtbehandeling

In het bouwbesluit staat beschreven dat de meeste gebouwen waar mensen verblijven, moeten worden voorzien van een mogelijkheid de ruimte te ventileren. Uitzondering hierop zijn gebouwen met een industriefunctie. Vaak doorbreken deze systemen scheidingen met een eis voor brandwerendheid. In geval van brand kan hierdoor branduitbreiding en rookverspreiding plaatsvinden. Eisen die aan een dergelijke installatie worden gesteld hebben betrekking op: 

  • De keuze van materialen van kanalen (brandvoortplanting en/of brandwerendheid);
  • De noodzaak en uitvoering van brandkleppen
  • De sturing van de installaties in geval van brand

Voor nieuw te bouwen bouwwerken wordt er veelal vereist dat deze ventilatiemogelijkheid mechanisch wordt uitgevoerd. Ook staan in het bouwbesluit eisen aangaande brand– en rookvoortplanting en beperking van de ontwikkeling en uitbreiding van een brand. Het bouwbesluit verwijst naar de volgende normen

  • NEN 1087, Ventilatie van gebouwen
  • NEN EN 13501-1, Brandclassificatie van bouwproducten en bouwdelen


Eisen aan ventilatiekanalen

Wanneer een ventilatiekanaal door een brandscheiding voert, worden extra eisen gesteld aan de kwaliteit van dat kanaal met betrekking tot de brandwerendheid. Wanneer een ventilatiekanaal brandwerend moet worden uitgevoerd, dient de brandwerendheid te worden bepaald volgens de NEN-EN 1366-1 Deel 1: Ventilatiekanalen.

Bij een ventilatiekanaal, dat brandwerend uitgevoerd wordt, dient extra zorg te worden besteed aan de ophanging van het kanaal. De ophanging dient gelijkwaardig te zijn aan een ophanging als bij een brandtest is uitgevoerd.


Sturingen bij brand

Bij een brandmelding is het wenselijk om de luchtbehandeling- en/ of het ventilatiesysteem te schakelen, om zo het gebouw zo lang mogelijk rookvrij te houden. Dit geldt over het algemeen niet voor een lokale afzuiginstallatie. Een lokale ventilatie-installatie is vaak aanwezig bij bijvoorbeeld een toiletgroep of bij een productiehal (dak ventilator). 

De meeste slachtoffers bij een brand worden veroorzaakt door de rook. Deze werkt desoriënterend en is vaak giftig. Het is daarom gebruikelijk dat bij een brandmelding, de afvoer en toevoer op 100 procent gaat draaien. Hierdoor wordt de rook zoveel mogelijk afgevoerd en verse lucht aangevoerd. Dat hierbij extra zuurstof in het gebouw wordt gebracht, waardoor de brand zal blijven ontwikkelen, is van ondergeschikt belang. De veiligheid van personen staat op de eerste plaats. Indien er een recirculatiemogelijkheid op de installatie aanwezig is, moet de recirculatieklep dicht worden gestuurd. Hiermee wordt voorkomen dat de rook via de luchtbehandelingsinstallatie door het gebouw verspreidt wordt.

Disclaimer:
Dit artikel is geschreven ten tijden van het Bouwbesluit 2012. Dit artikel moet nog aangepast worden aan het nieuwe Besluit Bouwwerken Leefomgeving 

Heb je nog VRAGEN?

ADRES

OPENINGSTIJDEN

Zoeken
Sluit dit zoekvak.