De voorschriften die betrekking hebben op de veiligheid in gebouwen kunnen worden onderverdeeld in een aantal verschillende veiligheidsgebieden:
- constructieve veiligheid
- gebruiksveiligheid
- brandveiligheid
- sociale veiligheid
Constructieve veiligheid
Een gebouw mag niet zomaar instorten of omvallen als gevolg van de plotselinge krachten die op het gebouw werken bij een brand. Hierin zijn maatregelen vastgelegd die beogen dat een gebouw voldoende sterkte en stabiliteit heeft en voortschrijdende instorting van het bouwwerk wordt voorkomen. Daarnaast moeten de vluchtroutes in het gebouw (ondanks de brand) in stand blijven en door de in het gebouw aanwezige personen en de brandweer gebruikt kunnen worden.
Gebruiksveiligheid
De voorschriften met betrekking tot de gebruiksveiligheid hebben ten doel ongevallen in en om een gebouw zoveel mogelijk te voorkomen. De eisen die in dit verband gesteld worden, zijn zeer divers. Ter illustratie een aantal voorbeelden:
- De aanwezigheid van afscheidingen bij randen van vloeren en aan die afscheidingen zelf (denk aan het tegengaan van overklauterbaarheid voor kleine kinderen)
- Het overbruggen van hoogteverschillen door middel van voorschriften ten aanzien van trappen en hellingbanen
- Aan ramen en deuren in de gevel worden eisen gesteld ten aanzien van het voorkomen van ongevallen.
Brandveiligheid
De brandveiligheidsvoorschriften hebben alleen betrekking op bouwkundige aspecten en zijn verdeeld in 9 verschillende doelstellingen:
- Sterkte bij brand
- Beperking van het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie
- Beperking van ontwikkeling van brand en rook
- Beperking van uitbreiding van brand
- Verdere beperking van uitbreiding van brand en beperking van verspreiding van rook
- Vluchtroutes
- Hulpverlening bij brand
- Hoge en ondergrondse gebouwen
- Veiligheidszones en plasbrandaandachtsgebied