Vanuit de wetgeving is er niet direct een eis tot het aanbrengen van een stuwdrukventilatie zoals we die wel kennen bij brandmeldinstallaties en ontruimingsalarminstallaties vanuit het Bouwbesluit. Een stuwdrukventilatie is een installatie die op basis van gelijkwaardigheid wordt toegepast (Bouwbesluit artikel 1.3). De stuwdrukventilatie op zich is niet opgenomen in enige wetgeving. Een stuwdrukinstallatie kan worden toegepast als de (vaak bouwkundige) prestatie-eisen die opgelegd worden in het Bouwbesluit niet haalbaar dan wel niet gewenst zijn. Belangrijk daarbij is wel dat men de gelijkwaardigheid van de toepassing van de stuwdrukinstallatie moet aantonen, alvorens men gaat bouwen.
Deze stuwdrukinstallaties kunnen toegepast worden voor één van de volgende doelstellingen:
- Beperking van rookverspreiding (veilig vluchten)
- Zicht op de brand (binnen inzet van de brandweer)
- Rook- en warmteafvoer (RWA)
Bij parkeergarages onder het maaiveld, die niet meer natuurlijk geventileerd kunnen worden, zal een ventilatiesysteem moeten worden aangebracht die er zorg voor draagt dat de lucht constant wordt ververst. Als deze parkeergarages groter worden dan
1.000 m², dan moet bij een eventuele autobrand de capaciteit van de ventilatie vertienvoudigd worden. Om dit te kunnen realiseren, worden er in veel gevallen stuwdrukventilatoren toegepast. Deze zorgen in normaal bedrijf voor luchtverversing van de garage.
Op dit moment worden de meeste stuwdrukinstallaties aangelegd conform de NEN 6098 aangelegd. De NEN 6098 behoort in samenhang met de NPR 6095-1 en NEN 2654-3 te worden gebruikt. De NEN 6098 is in 2012 uitgegeven, maar nog niet aangestuurd door de ministeriele regeling, maar wordt wel vaak gehanteerd. In het verleden werd er vaak verwezen naar de ’Praktijkrichtlijn (aanvullende) Brandveiligheidseisen op het bouwbesluit voor Mechanisch geventileerde parkeergarages met een gebruiksoppervlakte groter dan 1.000 m²’, maar deze is ondertussen ingetrokken.