De brandweer beschikt over verschillende inzettactieken, de offensieve en de defensieve brandbestrijding. Deze zijn terug te vinden in het kwadrantenmodel.
- Bij offensievebestrijding (op de plaats of omgeving van het ontstaan van de brand) is er sprake van een kleinschalige, beginnende brand (in slechts 1 of 2 ruimten) die aan de hand van een binnen-/buiteninzet met 1 of 2 hogedruk stralen (HD) bestreden wordt.
- Bij een grote ontwikkelde brand in meerdere ruimten zal men echter mogelijk moeten terugvallen op defensieve brandbestrijding. Deze tactiek heeft als belangrijkste doel het voorkomen van branduitbreiding op een gekozen scheiding met een ander gebouw of ruimte. Voor defensieve inzet is in de meeste gevallen aanvullende bluswatervoorziening nodig. Deze tactiek wordt uitgevoerd in de vorm van een buiten- of binneninzet met lagedruk stralen (LD) of waterkanon.
Als er geen slachtoffers in het gebouw aanwezig zijn, zal een binneninzet niet vanzelfsprekend zijn. Dit heeft te maken met de veiligheid van brandweerpersoneel. In het verleden heeft de brandweer mensen verloren bij een binneninzet terwijl er binnen geen slachtoffers meer te redden waren.
De capaciteit van een TS is maximaal 2000 liter per minuut. De standaardbepakking van een TS bestaat uit 16 slangen van 20 meter met een grote diameter van 75 mm. Daarnaast heeft een TS ook nog 12 slangen van 20 meter met een diameter van 52 mm. Slangen met een diameter van 75 mm worden gebruikt voor watertransport, of voor het voeden van een waterkanon met een capaciteit van gemiddeld 1500 liter per minuut. Slangen met een diameter van 52 mm zijn de zogenaamde lagedruk stralen. Bij een capaciteit van 500 liter per minuut kan de afstand tussen de opstelplaats van de TS en de primaire bluswatervoorziening maximaal 100 meter bedragen. Dit is de maximale afstand die met één enkele slangleiding van vijf 75 mm slangen binnen drie minuten kan worden opgebouwd.
Wanneer de inzettijd niet direct een beperkende factor is, kan de maximale afstand tussen opstelplaats en luswatervoorziening vergroot worden. Bij een capaciteit van 500-1000 liter per minuut kunnen alle 75 mm slangen (16 stuks à 20 meter) worden ingezet zonder noemenswaardig drukverlies. De maximale afstand wordt dan 320 meter; gerekend wordt met een getal van 300 meter. Wanneer het de bedoeling is met twee lagedruk stralen vanaf de TS in te zetten, kan de afstand tussen het object en de opstelplaats zes 52 mm slangen à 20 meter, in totaal 120 meter, bedragen. Wanneer het de bedoeling is met 4 lagedruk stralen in te zetten is een dubbele transportleiding benodigd. Hiermee worden 2 verdeelstukken gevoed, waar op elk vervolgens 2 lage druk stralen kunnen worden aangesloten. De afstand tussen opstelplaats en bluswatervoorziening is dan maximaal acht 75 mm slangen à 20 meter is 160 meter. De afstand tussen opstelplaats en object kan maximaal 3 slanglengten à 20 meter van 52 mm slangen bedragen, oftewel 60 meter.
Wanneer vanaf een TS met een waterkanon en/of lagedruk stralen wordt ingezet, is een grotere capaciteit van 1500 tot 2000 liter per minuut benodigd. Hiervoor is een dubbele transportleiding van 75 mm nodig (maximale afstand 160 meter). Daarnaast heeft een waterkanon een worplengte van minstens 40 meter, zodat een totale afstand van 200 meter kan worden bereikt. Het is dan wel noodzakelijk extra 75 mm slangen (om het waterkanon te voeden) van een andere TS te betrekken. De tijd die verstrijkt voordat men operationeel is, kan variëren tussen de 3 en 40 minuten. Dit is mede afhankelijk van de afstand tot het object, de opkomsttijd van een tweede TS, eventuele geografische bijzonderheden en de benodigde tijdsduur voor het opbouwen van het watertransportsysteem. Bij afstanden van 500 tot 2500 meter en een debiet boven de 2000 liter per minuut, is het echter noodzakelijk om gebruik te maken van bluswatervoorzieningen met onbeperkte waterlevering en dompelpompen met 150 mm slangen, waarbij de inzettijd kan oplopen tot 60 minuten.