Indien een alarmindicator op een automatische melder niet vanuit de normale looproute zichtbaar is, dient er bij de toegang naar de ruimte of locatie een nevenindicator te worden gemonteerd. Dit geldt ook indien de melder zich achter een wand, boven een verlaagd plafond of onder een verhoogde vloer bevindt.
Nevenindicatoren zijn niet bedoeld om een route door het gebouw aan te geven. Voor dit doel geeft het brandweerpaneel alle noodzakelijke informatie. Nevenindicatoren zijn bedoeld om in de detectiezone snel de locatie van de aangesproken brandmelder te vinden.
De nevenindicator moet een rode optische indicator bevatten op een witte achtergrond. Deze lamp gaat branden als de betreffende rookmelder in de ruimte is afgegaan. Hierdoor weet de brandweer en de interne organisatie snel in welke ruimte de brand zich bevindt. De indicator moet blijven functioneren tot het brandalarm op de brandmeldcentrale is hersteld.