Vanuit het Bouwbesluit (afdeling 6.1) is het doel van noodverlichting om ruimten en/of vluchtroutes, in het geval van netspanningsonderbreking, zo te verlichten dat een redelijke oriëntatie mogelijk is. Hierdoor kunnen paniek en/of ongevallen worden voorkomen, terwijl een veilige ontruiming mogelijk blijft. Om gebouwen veilig te kunnen gebruiken, is het belangrijk dat de aanwezige mensen in die gebouwen eventuele gevaren goed kunnen waarnemen. Bij het uitvallen van de verlichting is dit waarnemen niet goed meer mogelijk. Als de verlichting of een deel daarvan blijft branden, kunnen die gevaren voor een groot deel worden weggenomen. De verlichting die blijft branden bij het uitvallen van de algemene verlichting, noemen we noodverlichting. Met name in vluchtroutes en in ruimten waar veel personen gelijktijdig aanwezig kunnen zijn, wordt doorgaans noodverlichting aangebracht.
Noodverlichting kan worden onderscheiden in vijf categorieën:
- Vervangingsverlichting;
- Noodevacuatieverlichting;
- Vluchtrouteverlichting;
- Anti-paniekverlichting;
- Verlichting van werkplekken met een verhoogd risico.
Er wordt ook wel een zesde categorie aan toegevoegd, te weten treden en/of hellingbaanverlichting (benoemd als oriëntatieverlichting, zie artikel 6.5 Bouwbesluit 2012). Deze heeft als doel de hellingbanen en treden in vluchtroutes van toeschouwersruimten, te verlichten. Indien de noodverlichtingsinstallatie in de toeschouwersruimte ontoereikend is om de treden en/of hellingbanen adequaat te verlichten, moet deze ook op noodstroom worden aangesloten.
Voorschrifiten over noodverlichting
De voorschriften voor deze soorten noodverlichting staan omschreven in verschillende wetten:
- Bouwbesluit (noodevacuatieverlichting, vluchtrouteverlichting en antipaniekverlichting).
In het Bouwbesluit staat aangegeven wanneer er in een gebouw noodverlichting aanwezig moet zijn. Hier wordt onder andere in aangegeven dat een ruimte waardoor een beschermde vluchtroute loopt, moet zijn voorzien van noodverlichting. Ook kan het zijn dat in afzonderlijke verblijfsruimten noodverlichting aanwezig moet zijn. Hierbij wordt de aanwezigheid van noodverlichting bepaald door de aanwezigheid van meer dan 75 personen in die ruimte. Besloten vluchtroutes vanuit deze verblijfsruimten dienen in deze situatie tevens te zijn voorzien van noodverlichting. - Arbobesluit (verlichting van werkplekken met een verhoogd risico).
In het Arbobesluit zijn ook eisen tot de aanwezigheid van noodverlichting vastgelegd. Hier is de veiligheid van werknemers het sleutelwoord. Men moet hierbij denken aan ruimten zonder daglicht toetreding en werkplekken waar werknemers aan verhoogde risico’s worden blootgesteld indien de normale verlichting in gebreke blijft. De noodverlichting moet er in dat geval voor zorgen dat de werkzaamheden op een veilige manier kunnen worden afgesloten alvorens men het gebouw ontruimt.
NB: Noodverlichting wordt vaak onterecht als een brandbeveiligingsinstallatie beschouwd. In het Bouwbesluit wordt echter geen relatie gelegd met een brandsituatie. De kans dat een brand en een netspanningsonderbreking tegelijkertijd voorkomen, is namelijk klein. De enige mogelijkheid is dat ten gevolge van een brand, bijvoorbeeld in de ruimte waar de hoofdverdeelinrichting en/of het noodstroomaggregaat staat opgesteld, de elektriciteitsvoorziening van een object wegvalt.
Normen
De prestatie-eisen waaraan een noodverlichtingsinstallatie en vluchtrouteaanduidingen moeten voldoen, staan aangegeven in verschillende wetten. Voor de uitvoering van de installaties werd verwezen naar de NEN 1010, de NEN-EN 1838 en de NEN 6088. De NEN 6088 is op 24 januari 2013 ingetrokken door de NEN, maar wordt vanuit het Bouwbesluit nog steeds aangestuurd aangaande het niveau bestaande bouw. Per juli 2015 verwijst het Bouwbesluit niet meer naar de NEN 6088, wat betreft het niveau nieuwbouw, maar in plaats daarvan naar de NEN 3011: 2015. Voor de meeste veiligheidssymbolen waar vluchtrouteaanduiding ook bij hoort, verwijst de NEN 3011:2015 naar de NEN-EN-ISO 7010.
Wijziging in de norm
- Volgens de uitleg uit de norm NEN 3011 dient de pijl nu naar boven te worden gebruikt om aan te geven dat de vluchtroute rechtdoor is. In het verleden stond de pijl juist naar beneden gericht (conform NEN 6088).
- Het mannetje dat op de vluchtrouteaanduiding staat afgebeeld rende in het verleden richting een deur. Met de NEN-EN-ISO 7010 wordt het mannetje in de deur afgebeeld.
Prestatie-eisen
De prestatie-eisen die vanuit het Bouwbesluit worden genoemd, zijn:
- De noodverlichting moet een verlichtingssterkte van minimaal 1 lux op de vloer van de ruimte waar die noodverlichting is geëist, garanderen.
- Na het uitvallen van de netspanning moet de voorziening voor noodstroom, binnen 15 seconden, voldoende energie leveren om de eerder genoemde 1 lux te kunnen garanderen.
- De noodverlichting moet gedurende minimaal 60 minuten de vereiste verlichtingssterkte van 1 lux garanderen.
Principewerking van een noodverlichtingsinstallatie
Om bij het uitvallen van de netspanning de noodverlichtingsinstallatie in te schakelen, wordt een zogenaamde netwachter toegepast. Simpel gezegd is een netwachter een relais dat door de aanwezige netspanning (het zogenaamde preferente net) in het gebouw, permanent is bekrachtigd. Bij het wegvallen van de netspanning, zal het relais afvallen (omschakelen) en de armaturen van de noodverlichting verbinden met een noodstroomvoorziening, zoals een accubatterij. Hierdoor zullen de lampen in deze armaturen gaan branden.
Twee verschillende uitvoeringen noodverlichting
Noodverlichting kan op twee verschillende manieren worden uitgevoerd, te weten:
Onderhoud van Noodverlichting
Zoals in het Bouwbesluit is aangegeven, moet adequaat onderhoud worden uitgevoerd aan de noodverlichting. Onder adequaat kan worden verstaan dat onderhoud wordt uitgevoerd zoals aangegeven in de ISSO publicatie 79, uitgegeven door het ISSO te Rotterdam. Met name het onderhoud aan decentrale armaturen is erg arbeidsintensief in relatie tot de centrale armaturen. Om de onderhoudskosten laag te houden, zijn er ook armaturen met een zelftestfunctie. Hierbij hoeft men alleen de indicaties visueel te controleren. De zelftest controleert iedere week (afhankelijk van het fabricaat) of de accuconditie juist is en of de lichtbron functioneert. Als er een fout wordt gemeten is dit zichtbaar door het branden van één of meer indicatoren.
Een volledige automatische test van het armatuur, wordt doorgaans eens per half jaar uitgevoerd. De nieuwste ontwikkeling is het toepassen van LED’s als lichtbron. Het grote voordeel hiervan is een laag energiegebruik en de lange levensduur van de LED’s. Door de langere levensduur van LED’s, worden de onderhoudskosten gereduceerd. De afmetingen van de armaturen worden kleiner en de vormgeving is beter aan de architectonische omgeving van het gebouw aan te passen.
Volg een van onze opleidingen
Obex biedt twee opleidingen aan welke volledig over noodverlichting gaan: