Materiaaleisen

In het Bouwbesluit worden in afdeling 2.8 en 2.9 eisen gesteld aan de materialen die toegepast mogen worden. Deze materiaaleisen hebben drie doelen 

  • Beperken van het ontstaan van een brandgevaarlijk situatie
  • Beperken van de ontwikkeling van een brand
  • Veilige ontvluchting
     

Beperken van het ontstaan van een brandgevaarlijk situatie

Om de kans op het ontstaan van een brand te verkleinen, worden er in het Bouwbesluit eisen gesteld aan materialen bij stookplaatsen en de rookgasafvoer. Materialen bij een stookplaats mogen niet eenvoudig kunnen ontbranden.

  • NEN 6061- Bepaling van de weerstand tegen het ontstaan van brand in stookplaatsen
    Met behulp van de methode beschreven in NEN 6061, wordt bepaald dat de directe omgeving van een stookplaats voldoende weerstand biedt aan het ontstaan van brand. Voor alle brandbare materialen in de buurt van een stookplaats geldt een maximum temperatuur (90 °C) en een maximum voor de te ontvangen straling (2 kW/m² ). Zowel de temperatuur als de straling wordt door berekening bepaald.
  • NEN 6062- Bepaling van de brandveiligheid van rookgas afvoervoorzieningen 
    Aan de technische staat van rookkanalen zijn strikte voorwaarden en eisen gesteld. Centraal daarin staat dat een schacht, koker of kanaal, bestemd voor de afvoer vanrook, brandveilig moet zijn overeenkomstig NEN 6062. Deze norm geeft bijvoorbeeld aan dat de buitenwand van een rookkanaal maximaal 75 °C in temperatuur mag stijgen. In de praktijk komt dit neer op maximaal 95 ºC (20 ºC omgevingstemperatuur + 75 ºC temperatuur stijging).
     

Beperken van het ontwikkelen van brand en rook

Om te voorkomen dat een brand zich kan ontwikkelen, stelt het Bouwbesluit eisen aan de bouwkundige materialen. Er worden eisen gesteld aan de mate van onbrandbaarheid en brandvoortplanting van materialen. 

  • NEN 6063 – Bepaling van de brandgevaarlijkheid van daken
    In NEN 6063 wordt een methode beschreven waarmee kan worden bepaald of een dak al dan niet brandgevaarlijk is. De testmethode die wordt voorgeschreven start met het ontsteken van houtwol op een zogenoemd proefdak. Vervolgens wordt door middel van waarneming, op basis van in de norm beschreven criteria, vastgesteld of het dak al dan niet brandgevaarlijk is. Wanneer een dak brandgevaarlijk is, bestaat de kans dat er brandoverslag kan plaatsvinden door middel van vliegvuur.
  • NEN-EN-ISO 1182 – Bepaling van de onbrandbaarheid van bouwmaterialen
    In NEN-EN-ISO 1182 wordt een testmethode beschreven waarmee bepaald wordt of een bouwmateriaal onbrandbaar is of niet. In een oven wordt, bij een temperatuur van 750 °C, middels observatie de onbrandbaarheid bepaald. Dit gebeurt aan de hand van vastgestelde criteria. Zo mag het verschil tussen de begin- en eindtemperatuur niet meer dan 30 °C bedragen en er mag niet meer dan 50 procent gewichtsverlies optreden om aan A1 te kunnen voldoen. Om te voldoen aan A2 mag het temperatuurverschil niet groter zijn dan 50 °C en mogen er maximaal 20 seconden vlammen zijn.

Disclaimer:
Dit artikel is geschreven ten tijden van het Bouwbesluit 2012. Dit artikel moet nog aangepast worden aan het nieuwe Besluit Bouwwerken Leefomgeving 

Heb je nog VRAGEN?

ADRES

OPENINGSTIJDEN

Zoeken
Sluit dit zoekvak.