Indien met een tekstpaneel of alfanumeriek paneel, al dan niet in combinatie met een plattegrond tekening, niet eenduidig een plaatsbepaling kan worden gegeven van een brandmelding, wordt er een geografisch paneel toegepast. Het paneel moet zodanig zijn gemonteerd dat, als men voor het paneel staat, de horizontale projectie van het gebouw overeenkomt met de afbeelding van het paneel.
Op het geografische paneel moet minimaal de volgende informatie worden weergeven:
- De contouren van de bouwdelen
- De detectiezones door optische indicatoren binnen de contouren van de bouwdelen
- De plaats waar men zich bevindt
- De plaats van de brandweeringang
- De plaats van eventuele neveningangen
- De plaats(en) van eventuele trappenhuizen
- De plaats(en) van eventuele brandweerlift(en)
- De tekst “Brandmeldpaneel”.
Voor het aangeven van de verschillende detectiezones zijn verschillende mogelijkheden.
Behalve geografische brandweerpanelen, waarbij de situatietekening vast op het frontpaneel is aangebracht, zijn er brandweerpanelen waarbij gebruik wordt gemaakt van een beeldscherm om de situatietekeningen te presenteren. De richtlijnen waaraan een zogenoemd digitaal geografisch brandweerpaneel moet voldoen, zijn in bijlage J opgenomen.
Bij grote terreinen kan het noodzakelijk zijn om bij de toegang van het terrein een brandweerpaneel aan te brengen, waarop staat aangegeven om welk gebouw het gaat. Deze buitenopstellingen zijn vaak voorzien van een thermostatisch geregelde verwarming om condensvorming te voorkomen. Het paneel dient tevens bestand te zijn tegen verwering als gevolg van bijvoorbeeld zonlicht.