Onder functiebehoud wordt verstaan dat een transmissieweg (Een transmissieweg is een fysieke verbinding, die voor de overdracht van informatie en/of energie dient), tijdens een brand, gedurende een bepaalde tijd gegarandeerd is. In geval van brandmeld- en ontruimingsalarminstallaties is deze tijd 30 minuten.
Functiebehoud kan op verschillende manieren worden verkregen:
- Door de bekabeling en de ophanging hiervan zodanig uit te voeren, dat aan de gestelde eis wordt voldaan
- Middels bouwkundige oplossingen, waarbij de kabel in een beschermd materiaal wordt ondergebracht, waardoor aan de gestelde eis wordt voldaan
- Door technische oplossingen, waarbij een elektrisch circuit ervoor zorgt dat aan de gestelde eis wordt voldaan.
Wanneer functiebehoud
In de normen NEN 2535 en de NEN 2575, worden bij brandmeld- en ontruimingsalarminstallaties eisen gesteld aan functiebehoud. Die eisen moeten ervoor zorgen dat bij een brand de aanwezige brandbeveiligingsinstallaties, brandweerpanelen, optische signalering en de ontruimingsalarmering, gedurende een bepaalde tijd blijven functioneren. Daardoor wordt de alarmopvolging verzekerd en kunnen de aanwezigen tijdig het gebouw verlaten.
Ook voor installaties die voor de inzet van de brandweer zijn aangebracht, zoals brandweerliften, overdrukinstallaties en rook- en warmteafvoersystemen, wordt functiebehoud voorgeschreven. In de uitgave Brandbeveiligingsinstallaties van Brandweer Nederland, wordt aangegeven wanneer functiebehoud voor de betreffende installaties noodzakelijk is.
Kabel met functiebehoud
Functiebehoudkabels dienen gecertificeerd te zijn conform NEN-EN 50200 (kabels met aderdiameters tot 20 mm). Dit houdt in, dat de bekabeling bij een brand gedurende een bepaalde tijd in staat moet zijn om de werking van de aangestuurde beveiligingsinstallaties te verzekeren. Op de volgende manieren kan worden aangetoond dat de bekabeling aan de gestelde eisen voldoet:
- De kabel moet voorzien zijn van een opschrift of een andere markering. Bij de kabel moeten documenten worden geleverd waarop deze identificatie is aangegeven.
- De documenten moeten duidelijk aangeven hoe de kabel is getest. Bij de test die volgens de NEN-EN 50200 is uitgevoerd, wordt de kabel met een standaardbevestiging gemonteerd en beproefd
Belangrijke details bij functiebehoudbekabeling zijn:
- De isolatie van de kabel is niet waterdicht (probleem met grondkabels)
- De buigradius van een kabel moet minimaal 10 tot 15 maal de diameter van de kabel zijn
- Er mag niets boven een FB-kabel gemonteerd worden, wat een lagere FB-classificatie heeft, zodat bij brand de FB-kabel beschadigd kan worden.
Tijd dat functie bij een brand behouden moet blijven
Transmissiewegen voor brandmeld- en ontruimingsalarminstallaties waarvoor functiebehoud geldt, moeten minimaal 30 minuten na een brandmelding blijven functioneren. Het is mogelijk dat in een Programma van Eisen (PvE) door een eisende partij, bijvoorbeeld de brandweer of een verzekeraar, aanvullende eisen worden gesteld.
De prestatie-eisen voor functiebehoud kunnen alleen worden gehaald, wanneer er sprake is van een functiebehoudkabel in combinatie met het functiebehoud kabeldraagsysteem en het bevestigingsmateriaal. Van allen moet een certificaat kunnen worden overlegd. De mate van functiebehoud wordt bepaald door de laagste classificatie van één van de componenten. Ook moet rekening worden gehouden, met de ondergrond waaraan het draagsysteem wordt gemonteerd.
De NPR 2576 geldt ook voor installaties, zoals brandweerliften, blus(gas)installatie, rook en warmteafvoerinstallaties en overdrukinstallaties. In de richtlijnen van de NVBR, gepubliceerd in de uitgave Brandbeveiligingsinstallaties, wordt aangegeven of functiebehoud noodzakelijk is en gedurende welke tijd dit is vereist. De NPR 2576 geldt ook voor installaties, zoals brandweerliften, blus(gas)installatie, rook en warmteafvoerinstallaties en overdrukinstallaties. In de richtlijnen van de NVBR, gepubliceerd in de uitgave Brandbeveiligingsinstallaties, wordt aangegeven of functiebehoud noodzakelijk is en gedurende welke tijd dit is vereist.
Sturingen waarvoor functiebehoud wordt geëist
In de NEN 2535 en NEN 2575 staat aangegeven welke transmissiewegen voorzien moeten worden functiebehoud.
- De verbindingen tussen de brandmeldcentrale en iedere separate energievoorziening t.b.v. de brandmeldcentrale
- De verbindingen tussen alle aparte delen van de brandmeldcentrale
- De verbindingen tussen de hoofd-brandmeldcentrale en iedere subbrandmeldcentrale
- De verbindingen tussen de brandmeldcentrale en ieder brandweerpaneel en of nevenpaneel
- De verbindingen tussen brandmeldcentrale uitgang E en de doormeldapparatuur voor brandmeldingen
- De verbindingen tussen de doormeldapparatuur voor brandmeldingen en het IS/RA punt
- De verbindingen tussen brandmeldcentrale uitgang G en de brandbeveiligingsapparatuur, met uitzondering van sturingen die binnen één minuut na brandmelding worden geactiveerd en de gestuurde installatie over een houdfunctie beschikt;
- De verbindingen tussen brandmeldcentrale uitgang C en brandalarmeringsapparatuur.
NB: Indien er voor de aansturing van de signaalgevers een externe voeding wordt toegepast, moet de kabel tussen de externe voeding en de alarmgevers met functiebehoud zijn uitgevoerd.
Speciale 1-daagse!
Obex heeft een speciale lesdag ontwikkeld waarbij inzicht gegeven wordt over functiebehoud en de verschillende oplossingen, waardoor de installatie eventueel sneller en goedkoper gerealiseerd kan worden. De opleiding is interessant voor iedereen die zich bezighoudt met functiebehoud zoals branddetectiebedrijven, installateurs, adviseurs en preventisten van de brandweer.