Om te voorkomen dat een ongewenste of onechte brandmelding wordt doorgemeld naar de brandweer, kan de doormelding van de automatische brandmelders worden vertraagd. Hiervoor is toestemming nodig van de bevoegde autoriteit. De vertraging wordt alleen toegestaan wanneer er voldoende personen aanwezig zijn die er bij een brandmelding voor kunnen zorgen dat de ontruiming van het gebouw tijdig kan plaatsvinden. Dit zal meestal in de ‘dagsituatie’ zijn. De doormeldvertraging dient vervolgens door het branddetectiebedrijf in de brandmeldcentrale te worden geprogrammeerd.
Het is dus van belang dat er in geval van een brandmelding daadwerkelijk een interne alarmopvolging plaatsvindt, door de aanwezige personen (gebruiker/personeel/BHV) die daartoe zijn aangewezen. Alvorens een doormeldvertraging zal worden toegestaan door de brandweer, zal zij eerst toetsen of de interne organisatie capabel genoeg is om de gewenste actie te ondernemen in geval van een brandmelding.
Men moet alleen van vertraging gebruik maken indien er voldoende mensen aanwezig zijn die weten hoe ze moeten handelen bij brand, zoals BHV-ers. En personen die weten hoe ze brandmeldcentrale moeten bedienen. Daarom is het raadzaam om de vertraging handmatig in te schakelen. De vertraging dient handmatig te worden ingeschakeld en kan op het bedienpaneel van de brandmeldcentrale worden uitgevoerd, binnen een ingestelde tijd (vrijgave tijd), bijvoorbeeld tussen 07.30 en 17.00 uur. Een optische indicatie (geel) geeft aan of de doormeldvertraging is ingeschakeld. Na het verstrijken van de vrijgave tijd, valt de doormeldvertraging automatisch weg (gele indicatie gaat uit) en zullen brandmeldingen van automatische brandmelders weer direct worden doorgemeld. Meldingen van handbrandmelders mogen nooit worden vertraagd.