Centrale noodverlichtingsinstallatie

Bij een centrale noodverlichtingsinstallatie worden de noodverlichtingsarmaturen vanuit een centrale voedingsbron gevoed.

Kenmerkend voor een centrale installatie, is dat de installatie een aparte bekabeling en een eigen, zelfstandige energievoorziening heeft. Het is dus een compleet zelfstandig functionerende installatie.

Meestal bestaat de voeding uit een accubatterij met een voltage van 24 volt DC (gelijkspanning). Er zijn ook voedingsbronnen met 230 V bruikbaar voor het voeden van een centrale installatie, dit zijn:

  • noodstroom aggregaat (NSA);
  • statische no-break installatie (UPS);
  • warmte kracht koppeling installatie (WKK).

Voordeel van het toepassen van een centrale voeding met 230 V AC (wisselspanning), is dat gebruik kan worden gemaakt van de in het gebouw aanwezige verlichtingsarmaturen. Er hoeven geen aparte armaturen te worden aangebracht en er worden geen armaturen aangepast.

Bij centrale noodverlichting is de plaats van de netwachter erg belangrijk.

Meestal is er alleen op de plaats waar het energieleverende bedrijf de netspanning aanbied, een netwachter aangebracht. De noodverlichting zal alleen inschakelen als de netspanning bij de hoofdverdeler en niet op een andere plaats in het gebouw uitvalt.

De netwachter zal moeten zijn aangebracht op de plaats waar de noodverlichting is vereist, zodat het vereiste veiligheidsniveau in de betreffende ruimte kan worden bereikt.

Disclaimer:
Dit artikel is geschreven ten tijden van het Bouwbesluit 2012. Dit artikel moet nog aangepast worden aan het nieuwe Besluit Bouwwerken Leefomgeving 

Heb je nog VRAGEN?

ADRES

OPENINGSTIJDEN

Zoeken
Sluit dit zoekvak.