In artikel 7.7 zijn voorschriften opgenomen voor de opslag van brandbare, niet-milieugevaarlijke stoffen. Hierbij kan gedacht worden aan de opslag van bijvoorbeeld hout, pallets, kratten etc. Degene die de brandbare materialen opslaat, is ervoor verantwoordelijk dat, bij het in brand raken van de opslag op zijn terrein, er geen brand kan ontstaan op een naastgelegen terrein of perceel. Over het algemeen wordt aangenomen dat als bij een brand de stralingsintensiteit op het aangrenzende perceel minder bedraagt dan 15 kW/m2, er geen brandoverslag zal plaatsvinden. Degene die het materiaal opslaat moet, bijvoorbeeld door middel van een brandoverslagberekening, aantonen dat, bij het in brand raken van zijn opslag, de stralingswarmte bij de buren niet groter zal zijn dan de genoemde 15 kW/m2. Is dat wel het geval, dan zal door de verantwoordelijke van de opslag van brandbare materialen aanvullende maatregelen getroffen moeten worden. Een voorbeeld van zo’n maatregel is het aanbrengen van een brandwerende constructie tussen de twee percelen. Ook stelt het artikel eisen aan de bereikbaarheid van de opslag voor blusvoertuigen en de minimale aanwezige capaciteit van bluswater.