De rookpluim van de brand verspreidt zich tegen het plafond van de ruimte en vormt daar een rooklaag. De rooklaag wordt dikker en warmer. Doordat deze niet weg kan uit de ruimte, hopen de brandbare rookgassen zich op tegen het plafond. De warmtebron blijft groeien en de brandbare rookgassen zullen de ruimte vullen. De temperatuur van de gassen in de ruimte zal toenemen tot 280 – 350 °C. Bij deze temperatuur zal door thermische ontleding, een gasluchtmengsel ontstaan. Wanneer dit mengsel een bepaalde verhouding bereikt, zullen de overige in de ruimte aanwezige brandbare gassen ontbranden. Dit verschijnsel heet vlamoverslag. Vanaf dit moment wordt gesproken van een grote brand. De temperatuur loopt snel op tot zo’n 900 °C of meer.
Een brand kan in de groeifase nog met eenvoudige middelen worden geblust (bijvoorbeeld met een emmer water). Zodra vlamoverslag heeft plaatsgevonden, heeft de brand zich over zo’n groot oppervlak uitgebreid waardoor de bestrijding van de brand alleen nog mogelijk is door de brandweer.