Vergunde brandveiligheid en de waarde van een omgevingsvergunning

Bart Lohuis

01/05/2025

🕒 Leestijd: 5 minuten

Bij het oprichten van een bouwwerk moet worden voldaan aan de nieuwbouwvoorschriften. Bij de nieuwbouw van bijvoorbeeld een kantoorgebouw mag een brandcompartiment een omvang hebben van ten hoogste 1.000 m². Deze nieuwbouwvoorschriften zijn op gebied van bouwregelgeving vastgelegd in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).

In theorie kan het niet voorkomen dat een omgevingsvergunning wordt verleend, wanneer deze in strijd zou zijn met de geldende regelgeving. De praktijk geeft echter een ander beeld.

Maar welke waarde heeft een afgegeven omgevingsvergunning? Kan na vergunningsverlening alsnog wijzigingen worden vereist door het bevoegd gezag op basis van de nieuwbouwregels? In deze kennispublicatie worden onder andere deze vragen beantwoord, zowel voorafgaand aan als na de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Situatie tot aan 1 januari 2024

De rechtswaarde van een bouwvergunning (huidige omgevingsvergunning activiteit bouwen) is in het verleden meermaals behandeld in de regering. In het oorspronkelijke wetvoorstel aangaande de Woningwet 2007 was de verhouding tussen de (voormalige) bouwvergunning en het destijds geldende Bouwbesluit zodanig dat een nieuw te bouwen bouwwerk te allen tijde diende te voldoen aan de vereisten (nieuwbouweisen ten tijde van oprichting van het bouwwerk), voortkomende uit het Bouwbesluit, ook na oprichting ervan. Het Bouwbesluit prevaleerde in het oorspronkelijke wetvoorstel ten opzichte van een verleende bouwvergunning.

Echter, het wetvoorstel werd aangepast met een tweede nota van wijziging (Kamerstukken II 2004/2005, 29 392, nr. 10). Met deze wijziging werd de rechtszekerheid van de vergunning hersteld. Dit betekende dat een bouwvergunning in principe voorgaat boven hetgeen vereist was (bij aanvraag van de vergunning).

Hetgeen dat getoetst kon en in beginsel moest worden bij een vergunningsaanvraag had, na het verlenen van de vergunning, rechtsgeldigheid.

Bij het verlenen van een vergunning konden (en kunnen) niet alle details worden getoetst. Ten aanzien van detailkeuzes, die niet gereguleerd konden worden bij de vergunningsverlening (dus waarvan niet vast te stellen was of voldaan werd aan de nieuwbouwvoorschriften), bleef het vereiste dat onverminderd voldaan moest worden aan de nieuwbouwvoorschriften.

Artikel 1b Woningwet had hiermee een aanvullende werking. Op onderdelen die vergund waren en in de vergunning waren vastgelegd, prevaleert datgene wat in de vergunning was vastgelegd en niet het desbetreffende nieuwbouwvoorschrift. Deze vrijwarende werking was echter wel begrensd door het niveau bestaande bouw (ondergrens bouwregelgeving), voortkomende uit het Bouwbesluit. Aan dit niveau moest te allen tijde worden voldaan.

Situatie na 1 januari 2024

In eerste instantie was de voorrangregel zoals opgenomen in artikel 1b lid 1 Woningwet niet overgenomen in de Omgevingswet en het Bbl.

Artikel 2.7a is pas op 1 januari jl. aan het Bbl toegevoegd omdat in het kader van de totstandkoming van de invoeringswetgeving (bij de Omgevingswet) ervan werd uitgegaan dat de voorrangsregel uit het stelsel van de Omgevingswet zelf zou volgen, maar gebleken is dat dit niet het geval is geweest.

De regel zoals in de Woningwet opgenomen, is in soortgelijke strekking overgenomen, de betreffende voorrangsregel treedt als het ware terug. Dit betekent dat als een omgevingsvergunning activiteit bouwen afwijkt van de algemene regels in hoofdstuk 4 (nieuwbouw) of hoofdstuk 5 (verbouw, verplaatsing, wijziging gebruiksfunctie) van het Bbl, de omgevingsvergunning voorrang heeft. Het zorgt ervoor dat een verleende omgevingsvergunning doorslaggevend is, zelfs als deze afwijkt van de benoemde bouwregels. Echter, ook in de actuele situatie dient te allen tijde te worden voldaan aan de voorschriften, opgenomen in hoofdstuk 3 Bbl (niveau bestaande bouw), ook al zou de verleende vergunning een lager niveau voorschrijven.

Anders dan in artikel 1b lid 1 Woningwet wordt in artikel 2.7a niet langer gesproken over het ‘uitdrukkelijk’ voorzien in afwijking, omdat die toevoeging naar de huidige inzichten niet nodig is om tot die interpretatie te kunnen komen.

Voorbeeld van toepassing van de voorrangsregel

Een brandscheiding binnen een nieuw te bouwen kinderdagverblijf (met bedgebied) moet vanuit de nieuwbouwregels voldoen aan een brandwerendheid van ten minste 30 minuten (conform NEN 6069) en aan R200 op gebied van rookwerendheid (conform NEN 6075). Dit betekent dat brandkleppen, die in de brand- en rookscheiding zijn gelegen, door rookmelders gestuurd moeten worden (e.e.a. conform NEN 6075).

De scheiding is vergund als ten minste 30 minuten brandwerend, maar is niet rookwerend vergund. In de beschikking wordt ook niets benoemd over rookwerendheid, enkel wordt gesteld dat de brandscheiding ten minste moet voldoen aan een brandwerendheid van ten minste 30 minuten, e.e.a. conform NEN 6069.

Hetgeen dat getoetst kan en in beginsel moet worden bij een omgevingsvergunningsaanvraag heeft zoals omschreven, na het verlenen van de omgevingsvergunning, rechtsgeldigheid. Een rookwerende scheiding betreft geen detail, deze rookscheiding zou op tekening (onderdeel aanvraag) moeten staan en getoetst moeten zijn voorafgaand aan de afgifte omgevingsvergunning.

Artikel 2.7a Bbl heeft in deze situatie een aanvullende werking. De rookscheiding is niet vergund terwijl dat volgens de nieuwbouwregels wel zou moeten. In deze situatie prevaleert datgene wat in de vergunning is vastgelegd en niet het desbetreffende nieuwbouwvoorschrift. Kortom, de brandscheiding hoeft niet alsnog rookwerend te worden uitgevoerd.

Conclusie

Een verleende omgevingsvergunning biedt op basis van artikel 2.7a Bbl juridische houvast, maar is geen vrijbrief voor afwijkingen op alle regels. Alleen wat expliciet vergund is, geniet bescherming.

Advies nodig?

Brafon helpt u graag bij het beoordelen of uw ontwerp en aanvraag voldoen aan de actuele eisen. Neem contact op voor een toets op brandveiligheid onder de Omgevingswet of laat ons ondersteunen bij het opstellen van een vergunningsaanvraag.

Tip: enige tijd gelden is deKennispublicatie: rechtens verkregen niveau – Brafon gepubliceerd. Dit heeft een directe relatie met artikel 2.7a Bbl en geeft inzicht over de toepassing van voorschriften bij een verbouwactiviteit.

Wilt u meer weten over dit onderwerp?

Heeft u vragen over dit onderwerp of wilt u eens vrijblijvend overleggen over uw specifieke situatie?
Neem gerust contact met ons op — we denken graag met u mee.

Deel deze post op:

Dit is misschien ook interessant voor u?