Een hardhouten bankje in de vluchtroute; dat moet toch kunnen?

Edwin Oosterom

31/07/2025

🕒 Leestijd: 7 minuten

Bankje in de vluchtroute op een gallerij

In het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), zijn vanaf 1 juli 2024 de voorschriften voor de aanwezigheid van brandgevaarlijke objecten in de vluchtroutes van een woongebouw, nog duidelijker aangegeven. Doelstelling is dat brandgevaar en ontwikkeling van brand wordt voorkomen (paragraaf 6.2.1 van het Bbl). In artikel Art. 6.15a van het Bbl wordt dit verder concreet gemaakt. Kort gezegd: alleen onbrandbare objecten zijn toegestaan (met uitzondering van een enkele deurmat en bewegwijzering), mits er voldoende vrije breedte aanwezig is om te kunnen ontvluchten (artikel 6.23a) .

Voor besloten vluchtroutes is dit naar mijn mening volkomen terecht. Echter, is de aanwezigheid van een hardhouten bankje op een open galerij nu zo brandgevaarlijk?

Is het risico op het ontstaan van brand van zo’n bankje groter dan een mogelijke woningbrand? In dit opiniestuk bepleit ik een meer realistische, risicogerichte benadering van brandveiligheid op open galerijen. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van “gelijkwaardige veiligheid” waarbij iedere situatie apart moet worden beoordeeld. Maatwerk is en blijft noodzakelijk.

Wat zegt artikel 6.15a eigenlijk?

Artikel 6.15 van het Bbl schrijft voor dat in een gemeenschappelijk verkeersruimte van een woongebouw waardoor een vluchtroute voert, er  geen brandgevaarlijke objecten aanwezig zijn. De bedoeling is helder: vluchtroutes moeten veilig en begaanbaar blijven bij brand. In de praktijk leidt dit vaak tot een nultolerantiebeleid van bevoegd gezag, veiligheidsregio’s en VvE’s, waarbij alle voorwerpen op galerijen worden geweerd. Ook wanneer het om “onschuldige” objecten gaat zoals een hardhouten bankje of bloembakken. Daarom pleit ik voor een meer genuanceerde beoordeling van situaties waarin objecten in vluchtroutes worden geplaatst, waarbij niet alleen het materiaal, maar ook de ruimtelijke context en het werkelijke risico op brandontwikkeling worden meegewogen.

Objecten kunnen om verschillende redenen brandgevaarlijk zijn. Ze kunnen gemakkelijk ontbranden. Bijvoorbeeld met een aansteker. En objecten kunnen zelf een ontstekingsbron zijn, zoals scootmobielen met een accu. Ook kunnen objecten bijdragen aan rookontwikkeling en branduitbreiding. Voor meubilair is de eis gesteld dat deze onbrandbaar (brandklasse A) moet zijn.

Opvallend is dat het artikel in het Bbl geen expliciet onderscheid maakt tussen open en gesloten galerijen, terwijl dat in de praktijk een wereld van verschil kan maken voor rookverspreiding en vluchtveiligheid. Een open galerij biedt immers natuurlijke ventilatie en rookafvoer, waardoor het brandverloop en de rookontwikkeling wezenlijk anders kan zijn dan in een afgesloten ruimte.

De voorwaarden in artikel 6.15a zijn aangescherpt naar aanleiding van de brand in de flat op het Gelderseplein in Arnhem-Zuid in de nacht van 31 december 2019 op 1 januari 2020. Deze brand ontstond in een besloten trappenhuis. Daar is door vuurwerk een bankstel in brand geraakt.

Deze situatie is niet vergelijkbaar met een hardhouten bankje op een open galerij. Bij bijvoorbeeld een woongebouw met open galerijen, een tweezijdige ontvluchting en een afgesloten toegang is in de vluchtroute (galerij) een bankje van hardhout geplaatst. Er is voldoende vrije breedte aanwezig om veilig te kunnen ontvluchten. Zijn er mogelijkheden om dit brandveilig te accepteren? Kan dit worden toegestaan zonder afbreuk te doen aan de (doel)voorschriften van het Bbl?

Geheel in het kader van de Omgevingswet: plannen mogelijk maken, is het mogelijk om een hardhouten bankje toch in de vluchtroute te accepteren.

De Omgevingswet geeft de mogelijkheid om met een gelijkwaardige oplossing een zelfde resultaat te bereiken als het voorschrift in het Bbl voorschrijft (Omgevingswet artikel 4.7).

Gelijkwaardigheid kan ook worden afgeleid uit de algemene doelstellingen die de wetgever heeft met een maatregel. De gelijkwaardige maatregel moet ten minste hetzelfde resultaat bereiken als de wetgever met de voorgeschreven maatregel heeft beoogd.

De doelstelling is dat er in de gemeenschappelijke verkeersruimtes geen brand kan ontstaan als gevolg van de aanwezigheid van brandgevaarlijke objecten zodanig dat het veilig ontvluchten wordt belemmerd of wordt verhinderd.

Hierbij gaat het dus om het ontstaan van brand en het veilig ontvluchten.

Een houten bankje van hardhout is op zichzelf niet brandgevaarlijk zonder een ontstekingsbron. Het bevat geen elektriciteit. Als het in aanraking komt met vuurwerk is er geen snelle brandvoortplanting en grote rookontwikkeling. In tegenstelling tot bijvoorbeeld een scootmobiel, barbecue of opslag van kartonnen dozen, ontbreekt hier het realistische scenario voor het ontstaan van brand.

In de woning zijn een aantal potentiële ontstekingsbronnen aanwezig zoals elektrische apparatuur en kaarsen. Tevens is het ontstaan van brand door menselijk handelen, zoals koken en roken, een veelvoorkomende oorzaak.

Het ontstaan van brand van een hardhouten bankje staat niet in verhouding tot de kans op het ontstaan van brand van de aangrenzende woning.

De voorgevels van de woningen aan de galerijzijde zijn niet brandwerend uitgevoerd. Deze voorgevel is niet brandwerend uitgevoerd omdat deze is gelegen aan een open galerij met 2 vluchtrichtingen (buitenluchtsituatie; er kan geen flashover plaatsvinden). Er zijn openslaande ramen en voordeuren aanwezig. Bij een woningbrand kunnen er daardoor uitslaande vlammen zijn. Voor de ontvluchting kan men in 2 richtingen ontvluchten: naar de trap aan het einde van de galerij en naar bijvoorbeeld een besloten trappenhuis. De achterliggende gedachte is dat men niet langs de brandende woning hoeft te ontvluchten.

Het hardhouten bankje heeft een geringe brandvoortplanting. Dit zal ook niet een grote brand veroorzaken (in de openlucht) zoals een brand in een woning of een bankstel in een besloten trappenhuis (brand flatgebouw Arnhem). Mocht het hout in aanraking komen met vuurwerk, dan zal er gezien de hardheid van het hout, sprake zijn van een trage ontwikkeling van brand. Dit is een geheel andere situatie dan die van het gestoffeerde bankstel in een besloten trappenhuis (Onderzoeksraad: Het kunststofschuim vat gemakkelijk vlam; de brand ontwikkelt zich vervolgens snel en veroorzaakt veel en giftige rook).

Ook is er een verschil in het materiaalgebruik tussen de woning en het bankje. De gevelconstructie van de woning (inclusief deuren en ramen) moet minimaal voldoen aan brandklasse D (bij een open galerij met 2 vluchtrichtingen). Het bankje van hardhout voldoet naar verwachting aan de hogere brandklasse B of C. Dus de brandklasse van het hardhouten bankje is beter dan een voordeur of gevelpaneel van hout met een brandklasse D.

Samenvattend: bij een woningbrand met meer brandvermogen dan een hardhouten bankje is toegestaan dat er in 2 richtingen kan worden ontvlucht. Een woningbrand zal meer brandgevaar opleveren voor de ontvluchting dan een brand van een hardhouten bank. Het is een geaccepteerde situatie dat een woning als brandcompartiment, binnen 30 of 60 minuten kan uitbranden. Het Bbl voorkomt niet dat er geen brand in een woning kan ontstaan. De aanwezigheid van een hardhouten bankje op de galerij is met betrekking op brandveiligheid naar mijn mening minimaal gelijkwaardig aan een potentiële brand in een woning. Hierbij is de aanwezigheid van een hardhouten bankje voldoende brandveilig om te voldoen aan het voorschrift: er kan geen brand ontstaan en er wordt veilig ontvlucht.

Echte brandveiligheid is maatwerk.

Een risicoafweging en gelijkwaardige veiligheid geeft mogelijkheden om een goede invulling en uitvoering te geven aan deze brandveiligheid. Deze aanpak moet goed zijn onderbouwd en worden afgestemd met de betrokken partijen, waaronder het bevoegd gezag en veiligheidsregio. Vergeet daarbij ook niet om de bewoners hierbij te betrekken en uit te leggen wat wél en niet mogelijk is. Dan ontstaat er wederzijds begrip en is het ook uitvoerbaar. Denk hierbij aan het opstellen van een galerijbeleid waarin type objecten, plaatsing en gebruik worden afgestemd op risico’s. Maatwerk en communicatie zijn hierin sleutelwoorden.

Artikel 6.15a is terecht bedoeld om vluchtroutes veilig te houden. Maar het doel van de regelgeving mag niet uit het oog worden verloren door een letterlijke, risicomijdende interpretatie. Niet elk houten bankje in de verkeersruimte vormt een brandgevaar. Een weloverwogen risicobeoordeling, uitgevoerd door deskundigen, moet leidend zijn.

Hoewel het begrijpelijk is dat de wetgever na ernstige incidenten zoals de brand in Arnhem heeft gekozen voor strengere regelgeving rondom brandbare objecten in vluchtroutes, roept de huidige formulering van artikel 6.15a Bbl vragen op over proportionaliteit en risicobenadering. Het categorisch verbieden van alle brandbare goederen, ongeacht hun aard, locatie of het werkelijke risico dat ze vormen, lijkt voorbij te gaan aan de diversiteit van situaties in woongebouwen. Een dergelijke generieke benadering kan leiden tot een aanzienlijke aantasting van de leefbaarheid en sociale kwaliteit van woonomgevingen.

Mijn pleidooi: hanteer gezond verstand en kijk ook naar het doel van de voorschriften. Laat ruimte voor context, maatwerk en dialoog. Brandveiligheid is geen optelsom van regels en voorschriften, maar het resultaat van een doordachte, proportionele aanpak waarin veiligheid én leefbaarheid hand in hand gaan.

Wilt u meer weten over dit onderwerp?

Heeft u vragen over dit onderwerp of wilt u eens vrijblijvend overleggen over uw specifieke situatie?
Neem gerust contact met ons op — we denken graag met u mee.

Deel deze post op:

Dit is misschien ook interessant voor u?