Brandweerpaneel

Het brandweerpaneel is er in eerste instantie voor de brandweer. Zij zijn niet altijd bekend met het gebouw. Wanneer een brandmelding wordt doorgemeld en de brandweer ter plaatse komt, zal de brandweer geïnformeerd moeten worden om de plaats van de brandmelding zo snel mogelijk te lokaliseren. Hiervoor is een brandweerpaneel noodzakelijk.

In de NEN 2535 is voor een dergelijk paneel een aantal eisen opgesteld. In veel gevallen voldoet de brandmeldcentrale al aan deze eisen en kan de brandmeldcentrale gebruikt worden als  brandweerpaneel. De locatie van de brandmeldcentrale is in dat geval wel van belang. Door middel van een optische indicatie, dient op het brandweerpaneel duidelijk afleesbaar te zijn uit welke detectiezone een brandmelding komt. Indien een tekstpaneel of alfanummeriek paneel als brandweerpaneel dient, is het verstandig om naast het paneel een geplastificeerde plattegrond te plaatsen waarop duidelijk de verschillende detectiezones zijn aangegeven. Het hebben van een plattegrondtekening naast een tekstpaneel of alfanummeriek paneel kan als eis apart in het PvE aangegeven worden. Dit wordt vaak aanvullend door een brandweer geëist, wanneer zij een brandmeldcentrale alleen niet toereikend vinden als brandweerpaneel.

Men kent twee soorten panelen:

  1. Het brandweerpaneel.
    Dit paneel is bestemd voor de externe brandbestrijdingsorganisatie.
  2. Het nevenpaneel.
    Dit paneel is bestemd voor de interne alarmorganisatie.
     

In overleg met de brandweer wordt de uitvoering van het brandweerpaneel bepaald. In het PvE zal vermeld worden welke van de volgende uitvoeringen wordt toegepast:

Indien het gebouw dermate complex is dat de plaats van een brandmelding met een tekstaanduiding niet duidelijk kan worden weergeven, moet een geografisch brandweerpaneel worden toegepast. Dit geografische brandweerpaneel kan tegenwoordig ook een digitaal geografisch brandweerpaneel worden, mits voldaan wordt aan de richtlijnen die benoemd staan in de NEN 2535.

Algemene eisen aan een brandweerpaneel

Op de plaats waar de brandweer het gebouw betreedt, dient duidelijk te worden aangegeven uit welk gedeelte van het gebouw (detectiezone) de melding afkomstig is. De brandweer gaat vervolgens naar die zone en verkent dit gebied (eventueel met behulp van nevenindicatoren) totdat men de melder gevonden heeft die het alarm geeft. Er gelden een aantal algemene eisen voor brandweerpanelen. Hieronder zijn een aantal van de belangrijkste genoemd (zie ook NEN 2535 paragraaf 6.5)

  • Op het brandweerpaneel dient altijd de tekst “BRANDMELDPANEEL” te staan in letters van minimaal 10 mm hoog.
  • Een brandalarmconditie moet binnen 20 sec. op het brandweerpaneel gesignaleerd worden (NEN-EN 54-2). Vooral bij digitale systemen is dit een aandachtspunt.
  • Opschriften moeten duidelijk leesbaar zijn op een afstand van 80 cm bij een lichtintensiteit van 100 tot 500 lux.
     

Verplichte indicaties van optische indicatoren moeten zichtbaar zijn bij een omgevingslichtintensiteit tot 500 lux onder een hoek van 22,5° (gemeten loodrecht voor de indicator):

  • Op 3 meter afstand voor de algemene toestandindicaties en de indicatie van de energievoorziening;
  •  op 0,8 meter afstand voor de overige indicaties.
     

Als de interne organisatie ook gebruik maakt van een brandweerpaneel, dient er een akoestische signalering aanwezig te zijn in geval van een brandalarm of verzamelde storingsmelding. Er dient een optische signalering (geel) aanwezig te zijn, die aangeeft dat er functies uitgeschakeld zijn. Ook optische signaleringen voor storingsmeldingen moeten geel zijn. Een akoestische signalering moet kunnen worden afgesteld op bedieningsniveau 1. Het minimale geluidniveau, gemeten onder echovrije omstandigheden en op een afstand van 1 meter, moet zijn:

  • 60 dB(A) voor alarmmeldingen
  • 50 dB(A) voor storingsmeldingen
     

Er dient een optische signalering (groen) aanwezig te zijn, voor de aanwezigheid van de primaire en/of secundaire energievoorziening. Optische signaleringen voor brandmeldingen moeten rood zijn. Voor iedere brandmelding moet kunnen worden opgemaakt uit welke detectiezone deze afkomstig is. Tevens moet er onderscheid zijn tussen automatische, hand- en externe brandmeldingen. Opschriften en ruimtelijke situaties van detectiezones moeten ondubbelzinnig, vast en onuitwisbaar zijn aangebracht.
 

Tekening bij het brandweerpaneel uitgevoerd als tekst- of alfanumeriek paneel 

Indien volgens het PvE een tekening bij een brandweerpaneel moet worden geplaatst, moet de tekening zo zijn ontworpen en aangebracht dat de ligging van het gebouw correspondeert met de horizontale projectie van de tekening ten opzichte van de waarnemer. Op de tekening moet ten minste worden aangegeven: 

  • De contouren van de bouwdelen
  • De detectiezones
  • De locatie waar men zich bevindt
  • De locatie van de brandweeringangen
  • De locatie van eventuele neveningang(en)
  • De locatie van de eventuele brandweerlift(en)
  • De locatie van de trappenhuizen.
     

Hierbij dienen dezelfde symbolen te worden toegepast, die voor een geografisch brandweerpaneel worden geëist vanuit de NEN 2535. De ruimtelijke situatie van de detectiezones en alle andere ter zake doende opschriften, moeten op de tekening op ondubbelzinnige wijze, vast en onuitwisbaar, in de vorm van een korte duidelijke omschrijving/aanduiding in de Nederlandse taal, zijn aangegeven. De tekst moet zo veel mogelijk binnen de contouren van de bouwdelen zijn aangebracht. De tekening dient te worden gefixeerd op een vaste achtergrond, zodat de tekening niet kan worden verdraaid of verwijderd zonder hulpmiddelen. Tevens dient de tekening geschikt te zijn voor de omstandigheden waaronder deze wordt toegepast, zodat afleesbaarheid gedurende de gehele levensduur van de brandmeldinstallatie mogelijk is. 

Disclaimer:
Dit artikel is geschreven ten tijden van het Bouwbesluit 2012. Dit artikel moet nog aangepast worden aan het nieuwe Besluit Bouwwerken Leefomgeving 

Heb je nog VRAGEN?

ADRES

OPENINGSTIJDEN

Zoeken
Sluit dit zoekvak.