In de praktijk komt het regelmatig voor dat de BHV’ers van verschillende werkgevers binnen een bedrijfsverzamelgebouwen niet of nauwelijks samenwerken. Dit heeft een negatieve invloed op de slagvaardigheid van de aanwezige BHV-organisatie, aangezien de aanwezige BHV-bezetting en middelen niet optimaal worden benut.
In deze kennispublicatie geven we inzicht in het belang van een gedegen samenwerking binnen een bedrijfsverzamelgebouw en de belangrijkste aandachtspunten bij de inrichting hiervan.
Wet- en regelgeving
In het artikel 19 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet (hierna: Arbowet) is vastgelegd dat verschillende werkgevers binnen één bedrijf of inrichting op een doelmatige wijze moeten samenwerken om aan de wettelijke eisen van de Arbowet te kunnen voldoen. Wat de ‘doelmatige wijze’ concreet inhoudt, is niet omschreven. De invulling van deze eis is overgelaten aan de werkgevers binnen het gebouw.
In het tweede lid van artikel 19 van de Arbowet is aangegeven dat het schriftelijk vastgelegd moet zijn op welke wijze er zal worden samengewerkt en welke voorzieningen daarbij getroffen zullen worden. Een aangewezen plek om de dergelijke afspraken ten aanzien van ontruiming bij brand vast te leggen is een overkoepelend ontruimingsplan. De aanwezigheid van het ontruimingsplan is bovendien vereist in bouwwerken met een krachtens de wet voorgeschreven brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie op basis van art. 6.20 lid 3 van het Bbl.
Daarnaast is in het artikel 6.20 lid 1 van het Bbl (artikel 7.11a van het voormalige Bouwbesluit) vastgelegd dat binnen een gebruiksfunctie met een krachtens de wet voorgeschreven brandmeldinstallatie en in een bouwwerk waarvoor een gebruiksmelding verplicht is, voldoende personen zijn aangewezen om de ontruiming voldoende snel te laten verlopen. Dit betreft een eis vanuit de bouwregelgeving ten aanzien van ontruiming bij brand, in aanvulling op de hulpverlening bij brand die voor werknemers is geregeld op grond van de Arbowet.
Op welke manier aan artikel 6.20 lid 1 Bbl moet worden voldaan, is niet vastgelegd in het Bbl. De invulling van deze eis is, overeenkomstig artikel 19 lid Arbowet, neergelegd bij de eigenaar/gebruikers van het gebouw. Belangrijk uitgangspunt dat aangehouden dient te worden is dat de beschikbare ontruimingstijd (ASET) groter moet zijn dan de benodigde ontruimingstijd (RSET) voor alle personen aanwezig in het bedrijfsverzamelgebouw.
Kortom, er zijn meerdere wettelijke kaders (doelstellingen zonder gedetailleerde voorschriften) aanwezig welke leidend zijn voor de werkgevers bij de inrichting van de BHV-organisatie en ontruimingsorganisatie binnen een bedrijfsverzamelgebouw.
Samenwerking BHV- organisatie bij brand
Indien alle werkgevers binnen het gebouw op één brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie aangewezen zijn, is het sterk aan te raden om één centrale BHV-organisatie op te zetten waarin elke afzonderlijke gebruiker is vertegenwoordigd. Dit komt ten goede van de onderlinge communicatie en coördinatie van de afzonderlijke werkgevers.
Op welke wijze deze samenwerking ingericht wordt is afhankelijk van diverse bouw- en installatietechnische voorzieningen binnen het gebouw. De reeds aanwezige compartimentering van het gebouw en de indeling in de alarmeringszones zijn in de basis bepalend voor de handelwijze van de ontruimingsorganisatie. Indien op basis van een ontruiming (of ontruimingsoefening) blijkt dat er geen sprake is van vlotte ontruiming, kunnen deze voorzieningen worden aangepast.
Binnen een gebouw waarin op basis van de voornoemde factoren sprake is van totale ontruiming, dienen alle aanwezige werkgevers bij een brandmelding als vanzelfsprekend direct samen te werken om de brandmelding af te handelen. Geadviseerd wordt om deze samenwerking door één werkgever te laten coördineren.
Ook binnen bedrijfsverzamelgebouwen waarin sprake is van gedeeltelijke/gefaseerde ontruiming, dienen de BHV’ers van de verschillende werkgevers samen te werken. Een veel voorkomende situatie is dat er een brandmeldcentrale en een nevenpaneel aanwezig zijn bij een tweetal werkgevers, bijvoorbeeld bij de receptie op de begane grond en op één willekeurige verdieping. Een correcte en eenduidige afstemming van taken komt de ontruiming van het bedrijfsverzamelgebouw ten goede.
De directe samenwerking tijdens ontruiming is minder van belang binnen grootschalige multifunctionele complexen met een groot aantal brandcompartimenten, waarbij de werkgevers aangewezen zijn op verschillende brandmeld- en ontruimingsalarminstallaties en binnen verschillende brandcompartimenten aanwezig zijn.
Het is echter wel aan te raden om ook in deze situaties de BHV-organisaties van de gebruikers onderling te laten communiceren over de voortgang van de ontruiming binnen eigen gebouwdeel.
Het overkoepelend ontruimingsplan
Om de samenwerking tussen de BHV’ers te bevorderen en de ontruiming vlot te laten verlopen is het te adviseren dat er een overkoepelend ontruimingsplan aanwezig is in plaats van afzonderlijke plannen, die veelal (gesteld op basis van ervaringen) niet op elkaar afgestemd zijn. Het cruciale onderdeel van dit plan is de omschrijving van de communicatielijnen (intern en extern) en de coördinatie tijdens de ontruiming.
Het is aan te raden om in het ontruimingsplan het maatgevende scenario vast te leggen. Dit betreft het slechts denkbare doch realistische scenario waarbij een ontruiming noodzakelijk is. Voor meer informatie over het maatgevend scenario en het belang hiervan, zie onze afzonderlijke kennispublicatie hierover.
Naast de ontruimingsprocedures bij daadwerkelijke brand kan het ook behulpzaam zijn om vast te leggen welke stappen er genomen moeten worden indien geconstateerd wordt dat er sprake is van een ongewenste of onechte brandmelding.
Het is noodzakelijk dat de aanwezige werkgevers zich allen conformeren aan de gemaakte afspraken. Dit kan middels een samenwerkingsovereenkomst met een tekenlijst (als bijlage van het ontruimingsplan) worden vastgelegd.
Gezamenlijke ontruimingsoefeningen
Na het opstellen van een overkoepelend ontruimingsplan is het aan te bevelen om de vastgelegde procedures te toetsen middels een gezamenlijke ontruimingsoefening. Tijdens de eerste ontruimingsoefening kan aan de hand van het maatgevend scenario worden geoefend. Indien het gebouw of een gebouwdeel binnen de gestelde tijd ontruimd is aan de hand van het maatgevende scenario, is het aannemelijk dat de ontruiming in andere (minder uitdagende) scenario’s tevens vlot zal verlopen.
Hierna is het goed om de ontruimingsoefeningen met enige regelmaat te blijven houden. Hoe vaak er een ontruimingsoefening gehouden moet worden, dient bepaald te worden aan de hand van de binnen het gebouw aanwezige risico’s (op basis van de Risico-Inventarisatie & -Evaluatie). Een vaak gehanteerde frequentie, voor gebouwen/instellingen zonder bijzondere risico’s, is één keer per jaar.
Door het regelmatig uitvoeren en evalueren van ontruimingsoefeningen kunnen de mogelijke knelpunten tijdens ontruiming inzichtelijk worden gemaakt.
Op basis van de evaluatie kan bepaald worden welke aanvullende maatregelen (bouwkundig, installatietechnisch of organisatorisch) getroffen kunnen worden om de geconstateerde tekortkomingen op te lossen.
Denk hierbij aan het realiseren van een aanvullende brandwerende scheidingen (verkleinen van het te ontruimen compartiment), wijzigen van de alarmeringszones binnen het gebouw (rust bewaren in gebouwdelen welke niet direct bedreigd zijn door brand) of het aanstellen van extra BHV’ers (de capaciteit van de ontruimingsorganisatie vergroten).
Meer over dit onderwerp weten?
Brafon specialiseert zich in het opstellen van maatwerk ontruimingsplannen en het verzorgen van ontruimingsoefeningen. Mocht u na het lezen van deze kennispublicatie meer informatie willen ontvangen over het opstellen van ontruimingsplannen en/of het uitvoeren van de ontruimingsoefeningen, dan kunt u altijd contact met ons opnemen.
Wilt u meer inzicht krijgen in de BIO-maatregelen? Dan nodigen wij u uit om de opleiding ‘Aankomend Brandpreventiedeskundige’ te volgen bij Obex.
Geschreven door Nikita Kravets
Consultant Brandveiligheid