Is het brandwerend afwerken van een doorvoering omgevingsvergunninigsplichtig?

Nee, vanuit artikel 2.27 lid 2 van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) een verbouwactiviteit, waarbij de indeling in brandcompartimenten, subbrandcompartimenten en beschermde subbrandcompartiment niet wordt gewijzigd, niet vergunningsplichtig zijn. In de artikelsgewijze toelichting wordt het vergunningsvrij (ver-)bouwen nader omschreven, waarbij aangegeven wordt, dat gewoon onderhoud vergunningsvrij is. Het doel van de omgevingsvergunningsplicht is immers om het bouwen preventief te toetsen aan de voorschriften uit het Bbl. Gezien door het brandwerend afwerken van een doorvoering door een bestaande/vergunde brandscheiding de indeling in (beschermde sub-)brandcompartimentering niet wijzigt, is er geen noodzaak om deze aanpassing preventief te toetsen.

Opgemerkt wordt dat in afwijking hiervan in de artikelsgewijze toelichting van artikel 6.4 Bbl (specifieke zorgplicht: brandveilig gebruik van bouwwerken) het onderstaande aangegeven:
‘[…] Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat het veranderen van een brandwerende scheidingsconstructie, en zodoende ook het daarin aanbrengen van een leidingdoorvoer een omgevingsvergunningplichtige activiteit is […].’
Op basis van deze toelichting zou ten onrechte voor elke aanpassing aan een bestaande/vergunde brandscheiding (bijvoorbeeld het toepassen van een brandwerende applicatie) een omgevingsvergunning moeten worden aangevraagd. Deze toelichting druist in tegen de in artikel 2.27 opgenomen uitzondering voor het vergunningsvrij bouwen en is onlangs door Brafon voorgelegd aan de helpdesk bouwregelgeving van het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO). Door de helpdesk is bevestigd dat de artikelsgewijze toelichting van artikel 6.4 niet correct is en het brandwerend afwerken van doorvoeringen niet omgevingsvergunningsplichtig is en was.

Deel deze post op:

Dit is misschien ook interessant voor je?